|
||||||||
Ik betwijfel een beetje of het nog nodig is om Steve Earle voor te stellen aan jullie, lezers van ‘Rootstime’ en dus ook gewaardeerde kenners van muziek en van de artiestenwereld, want Steve Earle is niet de geringste onder de muzikanten van de wat oudere generatie. Steve Earle is een imposante kerel, letterlijk én figuurlijk. Als protégé van de legendarische Townes Van Zandt en bassist bij de backing band van Guy Clark, liep hij meteen door de grote poort de countrywereld binnen. "Guitar Town", zijn debuut uit '86, leverde zelfs een nieuwe term op: 'new country'. Echter ondergroef hij zijn potentiële sterrendom al snel met een (bijna) allesverwoestende drugsverslaving die hem tot een schijnbaar hopeloos bestaan aan de zelfkant en in de gevangenis bracht. Maar vanaf het midden van de jaren negentig, na een langdurige afkickperiode, was hij weer helemaal terug en produceerde hij een reeks gelouterde platen met grotendeels zelfgeschreven materiaal van hoog niveau. Zijn songs werden gecoverd door Johnny Cash, Willie Nelson, Emmylou Harris, The Pretenders, Joan Baez en vele anderen, maar omdat Earle nooit echt wist te kiezen tussen country en rock brak hij zelf nooit echt tot de mainstream door. Steve Earle's carrière is goed voor een goed gevulde platenkast, met o.a. het hard rockende "Copperhead Road" (1988) het minimalistische "Train A Comin"(1995), het politiek geïnspireerde "Jerusalem" (2002) en de Grammy-winnaars "The Revolution Starts … Now" (2004), "Washington Square Serenade" (2007) en "Townes" (2009), een album met covers van zijn held, de legendarische Townes Van Zandt. In 2011 verscheen het album "I'll Never Get Out Of This World Alive", waarvoor hij samenwerkte met topproducer T Bone Burnett. Prachtige liedjes over liefde, politiek en Amerika, liedjes die op de één of andere manier over sterfelijkheid gaan. Gevolgd door "The Low Highway" in 2013, een zwaarmoedig album over de economische crisis die de Verenigde Staten hard heeft geraakt. Eigenlijk hebben alle platen van Earle een zekere zwaarmoedigheid over zich, maar voor het album "Terraplane" (2015) grijpt Earle weer flink terug naar de blues, waarbij hij graag pioniers als Lightning Hopkins en Mance Lipscomb aanhaalt. Een muziekstijl die Earle minstens zo nauw aan het hart ligt als country. Dat Earle al heel vroeg werd geïnspireerd door de Outlaw beweging kun je zien in de historische docu "Hearworn Highways". Een piepjonge Earle mag aanschuiven aan de keukentafel van Guy Clark om een liedje te spelen. Earle verhuisd in 1974 naar Nashville op het moment dat Willie Nelson zijn baanbrekende album "Red Headed Stranger" uitbrengt. Het zal zijn leven veranderen en als hij ook nog getuige is als Waylon Jennings het nummer "Dreaming My Dreams" opneemt weet Earle welke richting hij op moet. Zijn album "So You Wanna Be An Outlaw" (2017) is dan ook een tribute aan deze beweging en aan Jennings in het bijzonder. Net als Jennings speelt Earle op deze plaat een Fender Telecaster en de plaat zit dan ook vol Bakersfield country - de twang van de Telecaster is daarbij onmisbaar. Met ijzeren vuist eist Earle op deze plaat zijn positie van ‘hardcore troubadour’ weer op en gaat duidelijk terug naar zijn outlaw country roots. Het prachtige slotakkoord op dit rijkgeschakeerde album is "Goodbye Michelangelo", een ode aan de Texaanse singer-songwriter Guy Clark. Dat heeft dan weer niks met outlaw country te maken, maar wel met een van z’n muzikale mentors. Townes had al een heel coversalbum als ode gekregen. Dat er met het aan Guy Clark geadresseerde "Goodbye Michelangelo" wordt afgesloten is niet echt verwonderlijk. Earle die al in 1974 vanuit Texas als jonge snaak in Nashville verzeilde werd opgevangen door Clark. Een vriendschap voor het leven was geboren, hetgeen hem verder inspireerde voor zijn nieuwste album "Guy". Eind maart komt Earle’s tribute voor Guy Clark op de markt, zijn eerbetoon aan zijn held en leermeester, dat de titel "Guy" meekreeg, en dit drie jaar na diens dood en tien jaar na het tribute, "Townes". Townes Van Zandt is in de afgelopen jaren uitgegroeid tot een icoon binnen de Amerikaanse muziekgeschiedenis, desondanks is de stap van Townes naar Guy Clark maar uiterst klein. Wanneer Guy het heeft over Townes dan maakt hij oprecht aanspraak op herinneringen, ze waren tenslotte meer dan twee bevriende collega’s. Guy’s eigen werk is wellicht minder opmerkelijk dan dat van Townes uit diens hoogtijdagen, echter het oeuvre valt niet anders dan te omschrijven als subliem. Guy schrijft en schreef niet eenvoudigweg songs, hij werkte net zo lang aan een nummer tot het de door hem gewenste vorm aannam. Bij beluistering van "Guy" werd ik hernieuwd herinnerd aan het vakmanschap van deze liedjessmid. Bij vlagen rijzen de haren op mijn armen, want de wijze waarop Earle op deze tribuutplaat de legendarische Guy Clark eert is hartveroverend. Ik hoor graag Guy Clark zijn eigen werk uitvoeren, maar wat de versies die op deze plaat staan laten me evenmin onberoerd. We horen zomaar 16 nummers van de meester die Steve Earle & The Dukes respectvol behandelen, maar ook helemaal naar eigen hand zetten. Klassiekers als "LA Freeway" en "Desperados Waiting For A Train", maar ook minder bekende prachtnummers als "Dublin Blues" en het afsluitende "Old Friends" waarop Terry Allen, Jerry Jeff Walker, Emmylou Harris, Rodney Crowell en Jo Harvey allen allemaal meezingen. Ook het nummer "The Randall Knife" kon gewoonweg niet ontbreken, omdat dit meer over Guy zegt dan alle andere nummers die hij schreef. "Guy" is het bewijs dat Guy Clark een van de beste schrijvers ooit was, doe jezelf een plezier en onderwerp jezelf aan een luistersessie. Mocht het belang van Guy Clark je nog niet duidelijk zijn, deze tribuutplaat onderstreept haarfijn waarom. De band, die Steve Earle daarin bijstond, is The Dukes: Kelley Looney (bas), Ricky Ray Jackson (pedalsteel), Eleanor Whitmore (viool, mandoline), Chris Masterson (gitaar) en Brad Pemberton (drums). En uiteraard wordt die band bijgestaan door een reeks vrienden waaronder Rodney Crowell, Jerry Jeff Walker, Emmylou Harris,Verlon Thompson, Mickey Raphael, Jim McGuire, Gary Nicholson, Shawn Camp en Terry Allen. "Guy" laat een gedreven muzikant en nog steeds zijn geweldige band horen, die het maken van bovengemiddeld goede platen nog steeds niet is verleerd. Een reden om onze troubadour te blijven koesteren, want deze ijzersterke hommage is echt vakwerk!
Tracklist :
|
||||||||
|
||||||||